Erfbelasting

Erfbelasting

In Nederland werd de erfbelasting, toen successierecht genoemd, in 1956 ingevoerd. Dit wordt geregeld in de Successiewet 1956 waarin tevens de schenkbelasting wordt geregeld, de belasting bij schenkingen. Uit een onderzoek onder 1200 mensen door TNS NIPO in opdracht van Plus Magazine kwam naar voren dat het successierecht als de ‘meest gehate belasting’ van Nederland werd beschouwd  Sommigen pleiten voor afschaffing. De regering vindt echter dat het legitiem kan zijn belasting te heffen over vermogen dat iemand zonder inspanning toevalt, ook wel het buitenkansbeginsel genoemd. Het bezwaar dat vermogen bij de erflater al eerder in de heffing van belasting is betrokken wordt gepareerd met het argument dat dat voor de verkrijger niet relevant is, voor hem is het de eerste keer.

De tariefopbouw heeft een zg. eerste en tweede progressie. De eerste progressie kan beredeneerd worden vanuit de bevoorrechte verkrijgingsgedachte en bestaat uit een toenemend tarief bij afnemende verwantschap, waar ook de aloude gedachte van familiebezit in teruggevonden kan worden. De tweede progressie berust op het draagkrachtbeginsel en houdt in dat het tarief hoger wordt naarmate de verkrijging in omvang toeneemt. Een derde progressie zou inhouden dat het tarief mede afhankelijk is van het inkomen of de vermogenspositie van de verkrijger. Hiervan wordt afgezien.

De tarieven zijn vereenvoudigd en zijn in 2010 als volgt:

Er is een belastingvrije voet (voetvrijstelling, geregeld in artikel 32):

  • voor partners € 600.000
  • voor gehandicapte kinderen € 57.000
  • voor overige kinderen en voor kleinkinderen en achterkleinkinderen € 19.000
  • voor ouders € 45.000
  • voor andere verkrijgers € 2.000

Het tarief (geregeld in artikel 24) is:

  • voor partners en kinderen 10% over de eerste € 118.000 boven de voetvrijstelling en 20% over het restant.
  • voor kleinkinderen 18% over de eerste € 118.000 boven de voetvrijstelling en 36% over het restant.
  • voor andere verkrijgers 30% over de eerste € 118.000 boven de voetvrijstelling en 40% over het restant.

Voor broers en zusters is het aparte tarief vervallen, dus die vallen nu onder andere verkrijgers.